Skip to main content

 

Deze website wordt binnenkort gearchiveerd

Fedweb wordt sinds 29 juni 2022 niet meer bijgewerkt. Binnenkort halen we de site definitief offline. Alle info en updates vind je voortaan op www.bosa.belgium.be.

HR-beslissingen: einde wervingsstop, maar naar responsabilisering

Datum: 

De Ministerraad van 30 april 2015 keurde de ontwerpen goed van de omzendbrieven 644 en 645 over de federale monitoring. Deze omzendbrieven vervangen de omzendbrief van 18 december 2014. Ze leggen een kader vast waarbij een verantwoordelijk en transparant HR-beleid in een permanent, cyclisch proces kan worden gevoerd.

Context

De opstart van het besparingstraject 2015-2019 dat de regering voor de federale overheidsdiensten, programmatorische overheidsdiensten, bijzondere korpsen, ION en OISZ heeft uitgetekend en opgelegd, ging gepaard met een bevriezing van alle HR-beslissingen vanaf 1 januari 2015.

Na een eerste analyse van het risico op overschrijding van de kredieten, die veralgemeend werd naar de hele federale overheid op basis van de gegevens van januari 2015 en de budgettaire aanpassingen wenst de regering de diensten hun autonomie maximaal terug te geven in ruil voor een substantiële inspanning om het meerjarenbesparingsplan te realiseren.

 

Risicoanalyse

Principe

    
De manager speelt een centrale rol in het risicobeheer voor de entiteiten waarvoor hij verantwoordelijk is. Hij vervult zijn verantwoordelijkheden in overleg met de Inspectie van Financiën.
De regering, die verantwoordelijk is voor het globale meerjarenbesparingsplan, voert 3 keer per jaar een risicomonitoring uit, waarin alle entiteiten bestemd zijn om op dezelfde manier geëvalueerd te worden.
           

Methode

    
Vanaf mei 2015 wordt de risicomonitoring een permanent cyclisch proces. De ambitie die daarachter schuilgaat is om de regelmatige evaluatie van het toekomstige risico op termijn uit te breiden naar alle federale entiteiten.

De risicomonitoring is gebaseerd op duidelijk gedefinieerde KPI's binnen een genormeerde methodologie, op basis waarvan het risico op overschrijding op een betrouwbare en auditeerbare wijze geëvalueerd kan worden voor alle diensten.

De entiteiten controleren 3keer per jaar de evolutie van het risico op overschrijding op basis van de loongegevens van januari, mei en september en gaan na of er een marge is om beslissingen te kunnen nemen. De gegevensinzameling wordt maandelijks georganiseerd, zodat het SEPP-platform de gegevens van alle entiteiten en providers binnen een redelijke termijn kan verwerken. 
   

Enveloppemechanisme

Een personeelsenveloppe is het geheel van de budgettaire middelen waarmee elke manager zijn HR-beleid kan voeren door de beschikbare marge te benutten.

Alvorens er een HR-beslissing genomen wordt die een kost impliceert, moet elke manager de impact ervan op zijn enveloppe evalueren. Voor zover de manager deze verbintenis naleeft en de transparantie van de genomen beslissingen waarborgt, is het management na het advies van de IF autonoom om de staat te verbinden voor arbeidsrelaties op korte en lange termijn.

De verschillende instrumenten voor personeelsplanning (personeelsplan, personeelskader, ...) blijven van kracht. Wat de FOD's en de POD's betreft, is het personeelsplan niet langer onderworpen aan het voorafgaande akkoord van de minister van Ambtenarenzaken en de minister van Begroting.

Dit enveloppemechanisme wordt voortaan uitgebreid naar een honderdtal entiteiten waarvoor het besparingsplan van de regering geldt: FOD's, POD's, OISZ, bijzondere korpsen, ION betaald door de CDVU 
  
   

Opheffing van de bevriezing

De bevriezingsmaatregelen voorzien door de beslissing van de Ministerraad van 18/12/2014 worden opgeheven. Elke beslissingsnemer moet de impact van elk van zijn beslissingen verifiëren voor hij ze uitvoert. In die context wordt de rol beklemtoond van de inspecteur van Financiën, regeringscommissaris of afgevaardigde van de minister van Begroting, als permanente partner voor de interne controle, evenals zijn adviserende rol en zijn rol inzake de opvolging van de kwaliteit van de monitoringprocessen.

  • Voor alle beslissingen met een impact van 12 maanden of minder volstaat het advies van de IF. 
  • Voor alle beslissingen die op structurele wijze een impact hebben op de marge kunnen de diensten een evaluatie van de marge (KPI4-KPI5) uitvoeren vertrekkende van de basisgegevens geleverd door het SEPP-platform en de beheersparameters bepaald door de dienst.

De diensten die over voldoende cashflow beschikken, hebben nu reeds de mogelijkheid om, na akkoord van hun inspecteur van Financiën, regeringscommissaris of afgevaardigde van de minister van Begroting, dringende beslissingen uit te voeren waarvan de impact op hun cashflow niet meer dan 12 maanden bedraagt.

Voor Defensie, de Politie, de OISZ en de diplomaten, die hun eigen evaluatiesystemen hebben, zijn er overgangsmaatregelen gepland om het hen mogelijk te maken te convergeren naar de gemeenschappelijke methodologie voor risicoanalyse en margeberekening. 
                
                

Uitvoering

Drie keer per jaar ontvangt de Ministerraad de monitoring, die het risico op overschrijding voorstelt van kredieten van alle entiteiten op basis van de KPI's 1, 2 en 3, die zijn opgesteld volgens een genormeerde methodologie.

De diensten die dat wensen, kunnen dan hun beslissingsmarge evalueren op basis van KPI's 4 en 5 om hun operationele beslissingen te identificeren. Hoewel KPI's 2 en 3 forfaitair berekend worden volgens een genormeerde methodologie kan de marge berekend worden door de dienst door gepersonaliseerde parameters te integreren in KPI 4.

De Task Force stelt ook standaardkostenramers ter beschikking om de impact van de beslissingen te evalueren, maar de diensten kunnen ook zelf een eigen kost ramen.

Om beslissingen te nemen waarvan de impact op zijn marge meer dan 12 maanden bedraagt: 

  • evalueert de manager zijn marge T en T+1 overeenkomstig de methode door gepersonaliseerde parameters te integreren
  • vervolledigt hij een standaard margerapport met de structurele beslissingen (impact > 12 maanden) die hij wenst te voorzien binnen de structurele marge T+1 en legt hij het ter advies voor aan de inspecteur van Financiën
  • integreert hij de gemachtigde beslissingen, waarbij hij erop toeziet dat er een unieke link bestaat met het advies van de IF
  • bezorgt hij de goedgekeurde beslissingen en het goedkeuringsdossier aan zijn bevoegde minister en aan de minister van Ambtenarenzaken en de minister van Begroting.

Pagina laatst gewijzigd op 30 april 2015.